Bolivia: NGO's geven verkeerd beeld over Morales en Amazonewoud

Mars in Trinidad tegen de snelweg op 15 augustus.

[Available in English at http://links.org.au/node/2512 and http://boliviarising.blogspot.com.]

Federico Fuentes, vertaald uit het Engels door Sabrina Verswijver

28/09/2011 – DeWereldMorgen.be – Het doelwit van de acties waren deze keer niet de transnationale bedrijven of machtige overheden die dergelijke bedrijven steunen, maar wel de eerste inheemse president van Bolivia, Evo Morales.

Aan de basis van het debat ligt het controversiële voorstel van de Boliviaanse overheid om een snelweg aan te leggen door het Isiboro Secure Nationaal Park en Inheems Gebied (TIPNIS).

TIPNIS beslaat meer dan één miljoen hectare aan bos en kreeg in 2009 de status van inheems gebied toegewezen door de regering-Morales. Ongeveer 12.000 mensen van drie verschillende inheemse groepen leven in 64 gemeenschappen in TIPNIS.

Op 15 augustus begonnen vertegenwoordigers van TIPNIS Subcentral (een instituut dat de gemeenschappen verenigt) en andere inheemse groepen een mars naar de hoofdstad La Paz om te protesteren tegen de aanleg van de snelweg.
Internationale petities verklaarden steun aan de mars en veroordeelden de regering-Morales wegens het ondermijnen van de rechten van de inheemse bevolking.

De TIPNIS-bevolking heeft legitieme bezwaren over de impact van deze snelweg. Er bestaat ook geen twijfel over dat de regering fouten heeft gemaakt in haar aanpak van deze kwestie.

Jammer genoeg worden de feiten verkeerd voorgesteld en wordt het doel gemist in petities zoals die van de internationale lobbygroep Avaaz en de brief van 21 september die door meer dan 60 (vooral buitenlandse) milieugroeperingen werd ondertekend.

Deze acties kunnen echter onbedoeld de tegenstanders van de globale strijd voor klimaatrechtvaardigheid helpen. Avaaz waarschuwt ervoor dat de snelweg “ertoe kan leiden dat buitenlandse bedrijven het belangrijkste woud ter wereld komen plunderen”. Maar de lobbygroep vergeet te vermelden dat de vernietiging van het woud reeds aan de gang is, soms met medeplichtigheid van de inheemse gemeenschappen.

Anderzijds heeft de regering-Morales een nieuwe wet beloofd, in samenspraak met de TIPNIS-gemeenschappen, om het nationale park beter te beschermen. Door het wetsvoorstel kunnen illegale nederzettingen, het kweken van coca of houthakken in het nationale park leiden tot celstraffen van 10 tot 20 jaar.

Ook beweert Avaaz dat de motivatie van Morales’ steun voor de snelweg gebaseerd is op “zware economische belangen”. Avaaz negeert echter de voordelen die zo’n snelweg met zich kan meebrengen (of die nu al dan niet door TIPNIS gaat) voor Bolivia en zijn bevolking.

Deze 306 km-lange snelweg die de departementen Beni en Cochabamba met elkaar verbindt (en slechts voor een deel door TIPNIS gaat) zou de toegang tot gezondheidszorg en andere basisdiensten bevorderen voor geïsoleerde gemeenschappen die nu dagen moeten reizen om medische zorg te krijgen.

De snelweg kan er eveneens voor zorgen dat landbouwers een bredere toegang hebben tot de markt om hun goederen te verkopen. Tot nu toe moeten zij via Santa Cruz in het oosten vooraleer de goederen naar het westen kunnen worden vervoerd. Aangezien Beni het grootste vleesproducerende departement is, zou de nieuwe snelweg een einde kunnen maken aan de machtspositie van de slachthuizen in Santa Cruz, die de vleesprijzen bepalen.

Het zou de staat ook meer soevereiniteit verzekeren over de afgelegen gebieden, waarvan sommige het slachtoffer zijn van illegale houtkap.

Het zijn overwegingen zoals deze die meer dan 350 Boliviaanse organisaties hebben overtuigd, waaronder veel sociale organisaties die de inspirerende strijd tegen het neoliberalisme in het land hebben geleid, om zich achter de aanleg van de snelweg te scharen.

Veel inheemse organisaties en gemeenschappen, waaronder enkele uit TIPNIS, zijn voorstander van de snelweg. Het is dus fout om dit conflict te omschrijven als een dispuut tussen de regering en de inheemse bevolking. Noch is het simpelweg een conflict tussen voorstanders van ontwikkeling en milieubeschermers.

Alle betrokken partijen willen de ontwikkeling bevorderen en meer toegang bieden tot basisdiensten. De hamvraag is eigenlijk hoe het armste land van Zuid-Amerika, dat onder zware druk staat van machtigere staten en bedrijven, tegemoet kan komen aan de noden van zijn bevolking en tegelijkertijd het milieu kan beschermen.

Dit in acht genomen, houdt het ongetwijfeld meer steek voor de voorstanders van Bolivia’s veranderingsproces om een dialoog aan te gaan dan om de bestaande onenigheid te vergroten.

Er kan legitieme kritiek gegeven worden op de manier waarop de regering het overleg leidde, maar de petitie van Avaaz en de brief van milieugroeperingen negeert simpelweg de herhaaldelijke pogingen van de regering om open discussies te voeren met de tegenstanders.

De helft van Morales’ ministerraad, alsook veel viceministers en voorzitters van staatsinstellingen, hebben zich begeven naar de mars om te praten met de demonstranten.

De indieners van de petities maakten geen gewag van de regeringsbelofte om een overlegfase in te lassen die past in het kader van de Boliviaanse grondwet die in 2009 door het volk werd goedgekeurd. Noch vermeldden ze het aanbod van de regering om het overleg te laten doorgaan onder toezicht van internationale waarnemers die door de opposanten zijn aangesteld.

De regering stond eveneens open om de economische en ecologische haalbaarheid te bespreken van een alternatieve route die rond TIPNIS zou gaan. Niemand kwam echter af met zo’n alternatief.

Als gevolg van deze initiatieven hebben verschillende TIPNIS-gemeenschappen en vertegenwoordigers van de Assemblee van het Guaraní-volk besloten om de mars te verlaten. Zij zullen verder overleggen met de regering-Morales.

Jammer genoeg maken de voornaamste opposanten van het voorgestelde overleg ook deel uit van de aanvoerders van de demonstratie, waaronder zich organisaties bevinden van buiten TIPNIS. Deze organisaties waren ook de grootste voorstanders van 15 bijkomende eisen die ze voorlegden aan de regering op de dag dat de mars begon.

Veel van deze eisen zijn legitiem. Maar het is zorgwekkend dat enkele van de meest gevaarlijke achterlijke eisen genegeerd of van tafel werden geveegd door internationale milieugroeperingen.

In de brief aan Morales uitten de groeperingen bijvoorbeeld hun ongerustheid over de verklaring van de president dat “het boren naar olie in het Nationale Park Aguarague niet voor discussie vatbaar is”.

Deze gasvelden zorgen voor 90 procent van de gasexport en vormen een vitale geldbron die de regering-Morales gebruikt om armoede te bestrijden en de Boliviaanse economie te ontwikkelen.

Het feit dat het gros van de inkomsten uit gas gecontroleerd wordt door de Boliviaanse staat in plaats van door transnationale bedrijven, is het resultaat van een jarenlange strijd door de Bolivianen, die er terecht van overtuigd zijn dat deze inkomstenbron gebruikt moet worden om hun land te ontwikkelen.

De bekommernissen van de lokale gemeenschappen moeten, en werden, in acht genomen. Maar indien Bolivia deze inkomstenbron zou droogleggen, zou dit ernstige gevolgen hebben voor de bevolking van een van de armste landen in de Amerika’s. Dit zou, zonder enige overdrijving, economische zelfmoord betekenen.

Aanvankelijk eisten de betogers dat er een einde zou worden gemaakt aan de gaswinning in Aguarague. Inmiddels zijn ze hierop teruggekomen. Nu concentreren ze zich op het feit om ongebruikte oliebronnen te dichten om zo de contaminatie van lokale watervoorraden tegen te gaan.

Geen van de statements op internet vermelden dat de betogers voorstanders zijn van het programma Reductie van Uitstoot door Ontbossing en Aantasting van Bossen (Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation, REDD).

REDD is een uitgesproken antimilieuprogramma van de Verenigde Naties dat als doel heeft wouden te privatiseren en deze te laten dienen als CO2-compensatie waardoor rijke, ontwikkelde landen kunnen doorgaan met vervuilen.

Enkele van de grootste voorstanders van deze maatregel maken deel uit van de NGO’s die achter de betoging staan. Veel van hen worden rechtstreeks gesponsord door de Amerikaanse overheid. De VS-ambassadeur in Bolivia werd in 2008 nog uit het land gezet voor zijn steun aan een rechtse groepering die een staatsgreep probeerde te plegen tegen de verkozen regering-Morales.

In plaats van Bolivia’s soevereiniteit tegen de interventies van de VS te verdedigen, wordt in de brief de Boliviaanse regering aan de kaak gesteld vanwege het onthullen dat "de betogers verbonden zouden zijn aan obscure belangen".

Deze 'obscure belangen' omvatten onder meer de Liga voor de Bescherming van het Milieu (LIDEMA), die was opgestart met fondsen van de Amerikaanse regering. Haar steungevers zijn onder andere het officiële hulpagentschap van de Amerikaanse overheid (USAID) en de Duitse Konrad Adenauer Stichting, die regelmatig financiële steun bieden aan acties tegen regeringen waartegen de VS en Europese regeringen gekant zijn, zoals Cuba.
 
Geheime diplomatieke telegrammen van de VS, die WikiLeaks onlangs openbaar maakte, evenals inmiddels vrijgegeven documenten van de Amerikaanse overheid, toonden aan dat USAID zich rechtstreeks richt tot inheemse gemeenschappen in een poging om hen tegen Morales op te zetten en ervoor te zorgen dat ze zich achter de Amerikaanse belangen scharen.

Achter deze belangen zit een campagne die werd opgestart door rijke naties en conservatieve milieugroeperingen om een beleid te promoten dat een nieuwe vorm van 'groen imperialisme' voorstelt.

Na eeuwen van plunderingen van grondstoffen uit andere landen, het uitroeien van inheemse volkeren en het ontketenen van een ernstige globale milieucrisis, proberen regeringen van rijke staten om een beleid te promoten onder het mom van milieubescherming dat onderontwikkelde landen het recht ontneemt om hun eigen bronnen te controleren en te beheren.

Als ze hiermee wegkomen, zullen de inheemse bewoners nog louter 'parkwachters' zijn die worden betaald door rijke landen om afgebakende gebieden te beschermen terwijl multinationals het milieu elders verwoesten.

Bolivia's inheemse meerderheid heeft echter gekozen om een andere weg in te slaan. Zij beogen de creatie van een nieuwe staat waarin ze niet langer in de marge leven of behandeld worden als minderheidsgroepen die speciale bescherming vergen. In samenwerking met andere onderdrukte groepen willen zij hun land regeren op een manier die de meerderheid ten goede komt.

De Boliviaanse massa heeft met succes politieke slagkracht verkregen ten nadele van de traditionele elites, controleert de gasproductie en de ontginning van andere grondstoffen, en heeft een nieuwe grondwet aangenomen.

Er zijn fouten gemaakt en er zullen er waarschijnlijk nog meer volgen in de toekomst. Maar het zijn de fouten van een volk in een kleine, onderontwikkelde en door land ingesloten staat dat voortdurend imperialistische aanvallen moet bestrijden.

De aanzet voor het Boliviaanse verzet is het wereldwijde front voor klimaatrechtvaardigheid waarin Bolivia intussen een leidende rol speelt.

Een voorbeeld daarvan is de Volkerentop voor Klimaatverandering (People’s Summit on Climate Change) die vorig jaar in april door de regering-Morales werd georganiseerd in Cochabamba en die 35.000 mensen op de been bracht.

Het besluit van deze top was dat ontwikkelde landen “de voornaamste oorzaak [zijn] van de opwarming van de aarde”. Op de conferentie werd erop aangedrongen dat deze landen “hun schuld aan het klimaat moeten erkennen en betalen”, zoals oorlogsfondsen inzetten om armere staten te helpen hun economie op te bouwen “om goederen en diensten te produceren die noodzakelijk zijn voor de basisbehoeften van hun bevolking”.

Om dit te bereiken, moet de internationale beweging die zich inzet voor klimaatrechtvaardigheid ervoor strijden dat rijke landen hun verantwoordelijkheid opnemen.

Deze globale beweging moet imperialistische interventies in al zijn vormen uitdrukkelijk weigeren, inclusief het 'groene imperialistische' beleid van NGO’s die door de VS worden gesponsord.

Enkel via een dergelijke campagne kunnen we de pogingen van armere landen ondersteunen om een ontwikkelingspad te effenen dat het milieu respecteert.

Jammer genoeg laten Avaaz en de organisaties die de brief aan Morales hebben geschreven de echte schuldigen ongemoeid. Hun campagne zou moeten worden afgekeurd door alle milieuactivisten en antiimperialisten die vechten voor een betere wereld.

[Federico Fuentes is een onafhankelijk journalist en schrijft voor verschillende websites.]